Norm: Gangen en trappen

Leerlingen en werknemers verplaatsen zich, bijvoorbeeld tijdens de pauze, door de school. Als gangen of trappen te smal zijn, kunnen er ongelukken gebeuren.

Inhoud van deze pagina

Norm

Gangen, trappen en overige ruimten in de school zijn berekend op de capaciteit van de school en zijn zodanig uitgevoerd dat het risico op vallen en struikelen gering is.

Minimum eisen

  • De in- en uitgangen zijn veilig toegankelijk, denk ook aan minder validen: er is geen val- of struikelgevaar.
  • De gangen en trappen zijn goed verlicht, tenminste 10 lux op 1 m boven de vloer.
  • Gangen, trappen, wanden, leuningen en in- en uitgangen zijn vrij van uitstekende, puntige of scherpe delen (denk ook aan kledinghaken deurknoppen etc.).
  • De wandafwerking is niet ruw.
  • Vloeren en traptreden zijn voldoende stroef.
  • Er zijn geen losse vloerdelen en oneffenheden die struikelgevaar kunnen veroorzaken.
  • Trappen zijn altijd van één leuning voorzien, trappen met een breedte > 1,20 m hebben aan beide zijden een leuning en trappen met een breedte > 2,20 m hebben tevens een tussenleuning.
  • Situaties waar gevaar voor vallen (ook van materiaal) van hoogte bestaat, zoals vloeropeningen (ook trapgaten) en bordessen zijn deugdelijk afgeschermd met een veiligheidsrailing van ongeveer 1 meter hoog.
  • Hekwerken met een open constructie sluiten aan de vloer aan met een kantplank van tenminste 15 cm hoog of er is een tussenruimte tussen vloer en hekwerk niet groter dan 15 cm.
  • De openingen van een hekwerk met een open constructie zijn nooit groter dan 47 x 47 cm.
  • Bordessen op meer dan 2,5 meter hoogte zijn altijd voorzien van een veiligheidsrailing.
  • Niveauverschillen zijn goed visueel gemarkeerd, bijvoorbeeld door kleurverschil, materiaalverschil of pictogrammen.
  • Gangen, trappen en (nood)uitgangen zijn vrij van obstakels, materialen en opslag.
  • Gangen, trappen en (nood)uitgangen zijn tijdens het gebruik van de school nooit van binnen afgesloten.
  • Gangen langer dan 50 meter zijn gecompartimenteerd door deuren die de rook tegenhouden en een brandwerendheid bezitten van tenminste 30 minuten.
  • De in de school aanwezige rookwerende (tocht)deuren zijn zelfsluitend en worden gesloten gehouden (of de kleefmagneten, dranger of vloerveren worden ontkoppeld door middel van rookdetectie).
  • In de gangen, hallen en gemeenschapsruimten zijn de (nood)uitgangen met goed zichtbare pictogrammen aangegeven.
  • In ruimten voor méér dan 50 personen is boven de deuren een pictogram (= beeld van vluchtend figuurtje) aangebracht.
  • Boven elke gelegenheid tot ontvluchting zijn pictogrammen aangebracht.
  • Bij wijziging van de vluchtrichting zijn deze aangegeven met een pijl.
  • De pictogrammen zijn op hoogstens 50 cm boven de deur aangebracht, op zodanige wijze dat ze zichtbaar zijn in de vluchtrichting.
  • De pictogrammen en richtingspijlen moeten door de noodverlichting voldoende helder en gelijkmatig zijn verlicht.
  • De breedte van nooduitgangen en vluchtwegen is tenminste:
    • voor 1 t/m 25 personen: 0,60 m;
    • voor 26 t/m 100 personen: 0,75 m;
    • voor meer dan 100 personen: 1,20 m (of 2 x 0,75).
  • Op de plaatsen waar gedrang mogelijk is, zijn glazen en transparante deuren en vlakken beveiligd tegen doorvallen van leerlingen (bijvoorbeeld door gebruik van veiligheidsglas of stootbalk).
  • Glazen of transparante deuren en vlakken zijn voorzien van een markering op ooghoogte (1.65 meter).
  • Het gevaar dat vingers bekneld raken bij toegangsdeuren en zware tussen- /klapdeuren is adequaat bestreden door:
    • a. beveiligingen toe te passen, die beweging van de deur of het hek verhinderen, wanneer personen hierdoor kunnen worden geraakt, of
    • b. beveiligingen toe te passen, die bij aanraking de beweging van de deur of van het hek stoppen of omkeren, of
    • c. Bij automatisch sluitende deuren of hekken, is de kracht die nodig is om te voorkomen dat de deur of het hek sluit, kleiner dan 150 N.
  • Tevens is de drukkracht (stoot) van een bewegend deurblad of hek niet meer dan 750 N bij een resterende opening groter dan 0,25 m en niet meer dan 500 N bij een resterende opening gelijk of kleiner dan 0.25 m.
  • Er mogen geen slipkoppelingen gebruikt worden om die drukkracht te beperken.

Wens

In ruimten waar onvoldoende daglicht kan toetreden, verdient het aanbeveling om permanente verlichting achter de bordjes te plaatsen ter signalering van de vluchtroute en nooduitgangen.