In het praktijklokaal staan tafels, stoelen, werkbanken, kasten, machines, transporthulpmiddelen etc. en er wordt door jeugdigen gewerkt. Die combinatie kan veiligheidsrisico's opleveren.
Inhoud van deze pagina
Norm
De inrichting van het lokaal moet zodanig zijn dat er geen veiligheidsrisico's ontstaan voor de werknemers en leerlingen die in het lokaal werken.
De doorgangen en looppaden zijn vrij van obstakels en tenminste 80 cm breed voor enkelzijdig verkeer; 120 cm breed voor dubbelzijdig verkeer en tenminste 150 cm breed als leerlingen rug aan rug werken.
De vloer is voldoende stroef, vrij van hobbels en putten en makkelijk te reinigen.
In het lokaal kan daglicht binnenkomen en is uitzicht naar buiten mogelijk.
Het verlichtingsniveau in het lokaal bedraagt omstreeks 300 lux.
De verlichting en opstelling van de werkplekken zijn zodanig dat er geen last is van verblinding, spiegeling of scherpe contrasten.
Stellingen, rekken, kasten en stalen werktafels zijn deugdelijk en stabiel.
Stellingen moeten voldoende geschoord, onderling gekoppeld of aan de constructie worden vastgezet.
De toelaatbare belasting van stellingen, rekken en kasten moet hierop aangegeven zijn.
De elektrische spanning, inclusief die van de wandcontactdozen (niet de lichtgroepen), is centraal in het lokaal in- en uit te schakelen.
Wandcontactdozen, stekkers, verdeeldozen en snoeren zijn onbeschadigd en voldoende afgeschermd.
Bij 'natte' werkzaamheden is de contactdoos voorzien van een spatwaterklep.
Er liggen geen losse snoeren op de grond.
In het lokaal is een hoofdafsluiter voor de gasvoorziening. Deze is afgesloten wanneer op leerling-tafels geen gas nodig is. Deze hoofdafsluiter wordt ook na de les(dag) gesloten.
Achter de hoofdafsluiter is een gasgebrekbeveiliging (B-klep) gemonteerd. Deze klep voorkomt de uitstroom van gas bij lekkages.
Bij praktijkvakken waar leerlingen blootstaan aan vuil of stof is een wasgelegenheid. Dit is uit hygiënische oogpunt verplicht voor elk praktijklokaal/werkplaats waar leerlingen of werknemers blootstaan aan vuil en stof. Minimumeis is voor elke 10 leerlingen een wasgelegenheid, in of nabij het lokaal, met voldoende wasplaatsen, zeep en droogmiddelen.
Gevaarlijk afval, papier, glas, hout, metaal en overig afval wordt in herkenbare gescheiden categorieën ingezameld.
Afval wordt tijdig en op de voorgeschreven wijze afgevoerd naar een daarvoor geschikte opslagruimte buiten het lokaal.
De lascabines zijn geïsoleerd opgesteld ten opzichte van aarde.
Een lasopstelling (acetyleen/zuurstof) in het laslokaal voldoet aan:
De afsluiter is aanwezig op de fles.
De fles is gesloten als geen gas wordt afgenomen.
Flessen worden staande gebruikt.
Acetyleen en zuurstof flessen zijn gescheiden door een metalen schot.
In de nabijheid van of op de opstelling is een blustoestel.
Geen opslag van brandbaar materiaal in de nabijheid van de opstelling.
Wensen
De hoeveelheid licht is afhankelijk van het soort werk. Klachten zijn een signaal dat de verlichting niet in orde is. Naast spiegelingen en te hoge contrasten kan ook de sterkte van de verlichting onvoldoende zijn.
TL-armaturen met roosters en/of spiegels, ingebouwd in het plafond bevorderen een goede verdeling van het licht en voorkomen verblinding.
Aanbevolen wordt het meubilair jaarlijks te inspecteren te vervangen of te repareren.
Krukken hebben bij voorkeur 5 poten.
Datum laatste wijziging: donderdag 28 augustus 2008